Hoe langer het onderzoek loopt hoe meer ik het gevoel krijg dat ik eindelijk kan twijfelen, stotteren en hakkelen. Dit heb ik te weinig gedaan doorheen mijn onderzoeksproces van het voorbije jaar. Waarom deed ik dit zo weinig? Geen idee. Omdat ik niet wist hoe? Omdat ik mezelf vertelde dat dit geen plek mocht hebben in mijn logboek? Omdat ik wou pronken met mijn logboek en daarin mijn twijfels niet durfde blootleggen? Het is ontzettend lastig om kritische te staan tegenover je eigen stappen die je onderneemt.
Nu pas besef ik dat dit stotteren en tegen muren lopen mee vormgeven aan goed onderzoek. Kunst en kunsteducatie biedt weerstand. Artistiek onderzoek mag die gedachtegang echt wel in zich meedragen.
Om het onderzoek beter te kunnen begrijpen en beheersen bracht ik een aantal kritische elementen in kaart in volgende SWOT-analyse
Nu pas besef ik dat dit stotteren en tegen muren lopen mee vormgeven aan goed onderzoek. Kunst en kunsteducatie biedt weerstand. Artistiek onderzoek mag die gedachtegang echt wel in zich meedragen.
Om het onderzoek beter te kunnen begrijpen en beheersen bracht ik een aantal kritische elementen in kaart in volgende SWOT-analyse
Strengths
- Mijn sterkte als beeldend kunstenaar en educator binnen dit kunteducatieve onderzoek
- Ervaring als workshopbegeleidster binnen de schoolse en naschoolse context
- Groot aanbod aan literaire bronnen om de eigen praktijk aan te koppelen
Weaknesses
- Er is meer vergelijkend onderzoek nodig naar soorten begeleidingsstijlen door leerkrachten en kinderen te bevragen. Hier was te weinig tijd en ruimte voor. Dit had meer belangstelling moeten krijgen. Ook mijn eigen begeleidingsstijl had nog concreter onderzocht kunnen worden door ook hier videomateriaal van te maken. Nu werden enkel de kinderen gefilmd waardoor het moeilijk was om achteraf mijn eigen leraarsstijl concreet in kaart te brengen. Wel kon ik mijn werkmethode diepgaand concretiseren door een aantal sessies op dezelfde manier op te bouwen.
- Buikgevoel. Het is lastig om na een sessie te analyseren waarom ik koos om bv. een bepaald materiaal aan de kinderen aan te bieden, omdat ik dit vaak op het moment aanvoel dat het interessant voor de groep zou zijn. Soms voelt iets gewoon goed en kan ik moeilijk omschrijven waarom ik iets deed.
- Vaak maakte ik te grote stappen, waardoor het onderzoek lange tijd een te oppervlakkige weergave is geweest van het waardevolle werk dat ik deed. Deze stappen heb ik achteraf meer uitgewerkt. Doordat ik dit pas achteraf deed en niet consequent doorheen het onderzoek lijkt er toch nog een gemiste kans te liggen, namelijk dieper onderzoek doen naar leer-en-begeleidingsstijlen.
Opportunities
- Het onderzoek toont hoe spontaniteit in de klas een meerwaarde kan bieden. Het onderzoek inspireert en nodigt leerkrachten op een laagdrempelige manier uit om meer spontaniteit in te zetten. Hierbij wordt de eigenheid van de begeleider ten volle gerespecteerd.
- De goodpractice met de motortjes is een haalbare kleinschalige aanzet of introductie tot een vrijplaats in het onderwijs.
Threats
- Covid zorgde voor ruis in het praktijkonderzoek. Verplaatsingen, annuleringen, uitstel. Ik kon niet tijdens de schooluren aan de slag gaan met leerkrachten, enkel in de naschoolse context.
- Ik mag niet verwachten van de gemiddelde kleuterbegeleider om met dezelfde belangstelling als mij spontaniteit in te zetten in een workshop. Andere werkmethodes (naast die van mij) hadden meer belangstelling moeten krijgen, en ook ingezet moeten worden. Deze zijn ook waardevol.
- Te hoge verwachtingen. Het lijkt wel alsof er voor deze benadering van spontaan te werk gaan, naast de voorwaarden die ik opstelde ook een bepaalde mindset, noem het feeling voor en met kunst nodig is. Deze feeling zou weleens de olie kunnen zijn om de 'spontane motor' draaiende te houden.
- Op lange termijn weet ik niet wat de voorwaarden teweeg zouden kunnen brengen in een klas. Er moet echt nog verder samengewerkt worden met leerkrachten. Het introduceren van een vrijplaats binnen een klaspraktijk vraagt een veel lager traject van samenwerking en aftoetsing.
Moest ik dit onderzoek nog eens opnieuw uitvoeren dan zou ik...
...meer ruimte maken voor een reflectiepagina in mijn logboek; waarin ik op meer regelmatigere basis kritisch terugblik op mijn onderzoeksproces. Of mijn schrijfstijl in het logboek vragender maken.
...mezelf doorheen heel het onderzoek en bij elke stap volgende vraag stellen: "Waarom doe/deed ik dit?". Dit deed ik niet consequent genoeg, waardoor sommige sprongen die ik maakte soms oppervlakkig en vaak niet doordacht genoeg waren. Ik vraag me af of dit onderzoek andere wendingen zou gekregen hebben moest ik dit steeds bij elk stapje grondig gedaan hebben.
...in het praktijkonderzoek:
Meerdere manieren uitproberen om op een laagdrempelige manier het idee van vrijplaats te introduceren in de klaspraktijk van (kleuter) onderwijzers. Rekening houdend met verschillende onderwijsstijlen.
Nog eens naar een paar scholen toegaan en de motors uittesten op langere termijn in een aantal klassen. Om te kijken of dit idee op langere termijn aanspoort. Echt tijd nemen om de leerkracht en de kinderen mee te nemen op mijn (onze) ontdekkingsreis. Stapt de begeleider dan af van de motor en wordt het idee van vrijplaats op termijn transversaal meegenomen in de totale praktijk van de begeleider (Dus niet enkel binnen de muzische vakken maar ook bij taal of wiskunde of W.O.)? En wat zijn de reacties van de kinderen? Hoe vang je kinderen op die zich niet goed voelen bij deze stijl? Ook zou ik met meer dan enkel mijn werkmethode als goodpractice aan de slag willen gaan, en deze vergelijken met elkaar. Zijn er raakvlakken? Wat maakt dat het ene beter verwerkt wordt dan de andere? Zijn ook hier de zes voorwaarden die ik opstelde van toepassing? Een soort praatcafé met leerkrachten en kinderen zou een fijne methodiek hierbij zijn.
Terugblik op mezelf als onderzoeker
Doorheen het onderzoek kreeg ik vaak te horen dat ik nogal denigrerend kan overkomen ten opzicht van andere begeleiders. Wanneer ik in dialoog ging met experts binnen de kunsteductatie werd er ook daar vaak met de vinger gewezen naar de groep leerkrachten die de kunsten geen kans geven in onderwijs. (In Vlaanderen) "De kinderen in onze klas zijn niet creatief". (Juf anoniem, 2021) Of "Ik doe niet veel muvo in de klas omdat ik niet kan tekenen en zingen". (Meester anoniem, 2021). Mijn onderzoek speelde zich dan ook af binnen deze problematiek. Door nu meer vanop afstand naar mijn onderzoek te kijken merk ik inderdaad dat ik hier en daar redelijk heftige uitspraken heb gemaakt naar begeleiders die andere overtuigingen hebben dan mij. Ik heb deze overtuigingen ook telkens gerespecteerd, maar nu sta ik meer open naar andere manieren van lesgeven die ook krachtige eigenschappen in zich dragen. Het is dan ook niet de methode die lesgeeft maar de leerkracht.
Spontaniteit, uniek zijn, eigenwijs zijn, experimenteerruimte creëren,... dat zijn mijn kernkwaliteiten en waar ik voor sta als leerkracht en kunstenaar. Dat is wat andere begeleiders waarderen in mij. Daartegenover is mijn grootste allergie autoriteit. Misschien is het wel door deze allergie dat ik met de vinger wees naar onderwijssystemen en begeleidingstypes met teveel structuur. Uiteindelijk is die structuur wel nodig geweest om een vrijplaats tot een veilige plaats te maken. Er zijn ook kinderen die tot de mooiste ideeën komen, net doordat hun structuur wordt aangeboden.
Doorheen dit onderzoek kreeg ik steeds meer belangstelling voor het kind dat wel nood heeft aan structuur, en dat is iets wat ik echt meepak in mijn leraarschap.
- Mijn sterkte als beeldend kunstenaar en educator binnen dit kunteducatieve onderzoek
- Ervaring als workshopbegeleidster binnen de schoolse en naschoolse context
- Groot aanbod aan literaire bronnen om de eigen praktijk aan te koppelen
Weaknesses
- Er is meer vergelijkend onderzoek nodig naar soorten begeleidingsstijlen door leerkrachten en kinderen te bevragen. Hier was te weinig tijd en ruimte voor. Dit had meer belangstelling moeten krijgen. Ook mijn eigen begeleidingsstijl had nog concreter onderzocht kunnen worden door ook hier videomateriaal van te maken. Nu werden enkel de kinderen gefilmd waardoor het moeilijk was om achteraf mijn eigen leraarsstijl concreet in kaart te brengen. Wel kon ik mijn werkmethode diepgaand concretiseren door een aantal sessies op dezelfde manier op te bouwen.
- Buikgevoel. Het is lastig om na een sessie te analyseren waarom ik koos om bv. een bepaald materiaal aan de kinderen aan te bieden, omdat ik dit vaak op het moment aanvoel dat het interessant voor de groep zou zijn. Soms voelt iets gewoon goed en kan ik moeilijk omschrijven waarom ik iets deed.
- Vaak maakte ik te grote stappen, waardoor het onderzoek lange tijd een te oppervlakkige weergave is geweest van het waardevolle werk dat ik deed. Deze stappen heb ik achteraf meer uitgewerkt. Doordat ik dit pas achteraf deed en niet consequent doorheen het onderzoek lijkt er toch nog een gemiste kans te liggen, namelijk dieper onderzoek doen naar leer-en-begeleidingsstijlen.
Opportunities
- Het onderzoek toont hoe spontaniteit in de klas een meerwaarde kan bieden. Het onderzoek inspireert en nodigt leerkrachten op een laagdrempelige manier uit om meer spontaniteit in te zetten. Hierbij wordt de eigenheid van de begeleider ten volle gerespecteerd.
- De goodpractice met de motortjes is een haalbare kleinschalige aanzet of introductie tot een vrijplaats in het onderwijs.
Threats
- Covid zorgde voor ruis in het praktijkonderzoek. Verplaatsingen, annuleringen, uitstel. Ik kon niet tijdens de schooluren aan de slag gaan met leerkrachten, enkel in de naschoolse context.
- Ik mag niet verwachten van de gemiddelde kleuterbegeleider om met dezelfde belangstelling als mij spontaniteit in te zetten in een workshop. Andere werkmethodes (naast die van mij) hadden meer belangstelling moeten krijgen, en ook ingezet moeten worden. Deze zijn ook waardevol.
- Te hoge verwachtingen. Het lijkt wel alsof er voor deze benadering van spontaan te werk gaan, naast de voorwaarden die ik opstelde ook een bepaalde mindset, noem het feeling voor en met kunst nodig is. Deze feeling zou weleens de olie kunnen zijn om de 'spontane motor' draaiende te houden.
- Op lange termijn weet ik niet wat de voorwaarden teweeg zouden kunnen brengen in een klas. Er moet echt nog verder samengewerkt worden met leerkrachten. Het introduceren van een vrijplaats binnen een klaspraktijk vraagt een veel lager traject van samenwerking en aftoetsing.
Moest ik dit onderzoek nog eens opnieuw uitvoeren dan zou ik...
...meer ruimte maken voor een reflectiepagina in mijn logboek; waarin ik op meer regelmatigere basis kritisch terugblik op mijn onderzoeksproces. Of mijn schrijfstijl in het logboek vragender maken.
...mezelf doorheen heel het onderzoek en bij elke stap volgende vraag stellen: "Waarom doe/deed ik dit?". Dit deed ik niet consequent genoeg, waardoor sommige sprongen die ik maakte soms oppervlakkig en vaak niet doordacht genoeg waren. Ik vraag me af of dit onderzoek andere wendingen zou gekregen hebben moest ik dit steeds bij elk stapje grondig gedaan hebben.
...in het praktijkonderzoek:
Meerdere manieren uitproberen om op een laagdrempelige manier het idee van vrijplaats te introduceren in de klaspraktijk van (kleuter) onderwijzers. Rekening houdend met verschillende onderwijsstijlen.
Nog eens naar een paar scholen toegaan en de motors uittesten op langere termijn in een aantal klassen. Om te kijken of dit idee op langere termijn aanspoort. Echt tijd nemen om de leerkracht en de kinderen mee te nemen op mijn (onze) ontdekkingsreis. Stapt de begeleider dan af van de motor en wordt het idee van vrijplaats op termijn transversaal meegenomen in de totale praktijk van de begeleider (Dus niet enkel binnen de muzische vakken maar ook bij taal of wiskunde of W.O.)? En wat zijn de reacties van de kinderen? Hoe vang je kinderen op die zich niet goed voelen bij deze stijl? Ook zou ik met meer dan enkel mijn werkmethode als goodpractice aan de slag willen gaan, en deze vergelijken met elkaar. Zijn er raakvlakken? Wat maakt dat het ene beter verwerkt wordt dan de andere? Zijn ook hier de zes voorwaarden die ik opstelde van toepassing? Een soort praatcafé met leerkrachten en kinderen zou een fijne methodiek hierbij zijn.
Terugblik op mezelf als onderzoeker
Doorheen het onderzoek kreeg ik vaak te horen dat ik nogal denigrerend kan overkomen ten opzicht van andere begeleiders. Wanneer ik in dialoog ging met experts binnen de kunsteductatie werd er ook daar vaak met de vinger gewezen naar de groep leerkrachten die de kunsten geen kans geven in onderwijs. (In Vlaanderen) "De kinderen in onze klas zijn niet creatief". (Juf anoniem, 2021) Of "Ik doe niet veel muvo in de klas omdat ik niet kan tekenen en zingen". (Meester anoniem, 2021). Mijn onderzoek speelde zich dan ook af binnen deze problematiek. Door nu meer vanop afstand naar mijn onderzoek te kijken merk ik inderdaad dat ik hier en daar redelijk heftige uitspraken heb gemaakt naar begeleiders die andere overtuigingen hebben dan mij. Ik heb deze overtuigingen ook telkens gerespecteerd, maar nu sta ik meer open naar andere manieren van lesgeven die ook krachtige eigenschappen in zich dragen. Het is dan ook niet de methode die lesgeeft maar de leerkracht.
Spontaniteit, uniek zijn, eigenwijs zijn, experimenteerruimte creëren,... dat zijn mijn kernkwaliteiten en waar ik voor sta als leerkracht en kunstenaar. Dat is wat andere begeleiders waarderen in mij. Daartegenover is mijn grootste allergie autoriteit. Misschien is het wel door deze allergie dat ik met de vinger wees naar onderwijssystemen en begeleidingstypes met teveel structuur. Uiteindelijk is die structuur wel nodig geweest om een vrijplaats tot een veilige plaats te maken. Er zijn ook kinderen die tot de mooiste ideeën komen, net doordat hun structuur wordt aangeboden.
Doorheen dit onderzoek kreeg ik steeds meer belangstelling voor het kind dat wel nood heeft aan structuur, en dat is iets wat ik echt meepak in mijn leraarschap.