Ik analyseerde mijn begeleidersstijl vanuit het verloop bij de sessies met de motors, samen met het bijhorende beeldmateriaal. Uit deze analyse bepaalde ik volgende indicatoren die typerend zijn voor mijn begeleidersstijl, en steeds terugkomen in de sessies met de spontane motor:
INLEIDING
Bij elke sessie zorg ik voor een diepgaande inleiding die prikkelt en waarin afspraken gemaakt worden:
- Ik leg de kinderen het concept van een experiment uit. Dat doe ik door te vertellen dat ik een uitvinding heb gemaakt die als functie heeft om anderen ook iets uit te laten vinden. Ik betrek steeds de kinderen hierin mee door vragen te stellen zoals: Wie heeft er thuis een machine? Wat voor machine? Waarvoor dient die machine?,... Daarna vertel ik hun dat ik ook een machine heb uitgevonden, speciaal voor hun. Ik toon hun de motor en de kinderen mogen deze eens aan-en-uitzetten. We denken samen waarom deze motor zou bestaan. In dit gesprek wek ik al antwoorden op op vragen zoals 'Wat zou jij doen moest je kunnen doen wat je maar wil?' Vervolgens leg ik de functie van de motor uit in duidelijke kindertaal, dat doe ik
- Vervolgens maken we samen afspraken/spelregels. Slechts een paar! Deze zijn afhankelijk van de groepsdynamiek en de fysieke ruimte. (Is het een prikkelarme ruimte, dan mogen ze die meestal helemaal benutten. Staan er heel veel spullen in de ruimte dan worden er daar meer regels over opgemaakt.) De spelregels die worden opgesteld hebben betrekking tot het materiaal dat ze gaan ontdekken, over wat je wel of niet bij een ander mag doen, over de ruimte, en over de motor.
INLEIDING
Bij elke sessie zorg ik voor een diepgaande inleiding die prikkelt en waarin afspraken gemaakt worden:
- Ik leg de kinderen het concept van een experiment uit. Dat doe ik door te vertellen dat ik een uitvinding heb gemaakt die als functie heeft om anderen ook iets uit te laten vinden. Ik betrek steeds de kinderen hierin mee door vragen te stellen zoals: Wie heeft er thuis een machine? Wat voor machine? Waarvoor dient die machine?,... Daarna vertel ik hun dat ik ook een machine heb uitgevonden, speciaal voor hun. Ik toon hun de motor en de kinderen mogen deze eens aan-en-uitzetten. We denken samen waarom deze motor zou bestaan. In dit gesprek wek ik al antwoorden op op vragen zoals 'Wat zou jij doen moest je kunnen doen wat je maar wil?' Vervolgens leg ik de functie van de motor uit in duidelijke kindertaal, dat doe ik
- kort
- prikkelend
- interactief (vraag en antwoord)
- spannend
- en inlevend.
- Vervolgens maken we samen afspraken/spelregels. Slechts een paar! Deze zijn afhankelijk van de groepsdynamiek en de fysieke ruimte. (Is het een prikkelarme ruimte, dan mogen ze die meestal helemaal benutten. Staan er heel veel spullen in de ruimte dan worden er daar meer regels over opgemaakt.) De spelregels die worden opgesteld hebben betrekking tot het materiaal dat ze gaan ontdekken, over wat je wel of niet bij een ander mag doen, over de ruimte, en over de motor.
MIDDEN
Na de inleiding gaat de motor aan:
- Ik observeer, ik kijk naar wat de kinderen doen en ontdekken, open ogen!
- Ik zeg niet wat er exact moet gebeuren, wat ze moeten maken of waar ze naartoe moeten gaan (dat weten ze vanuit de intro)
- Als de ruimte er zich toe leent mag de hele ruimte gebruikt worden (deze afspraak werd in de intro gemaakt maar kan nog eens herhaald worden wanneer de kinderen aan het werk zijn om dit eventueel uit te lokken)
- Kinderen die iets ontdekken moedig ik aan!
- Imitatiegedrag laat ik toe. Zeker bij kinderen die vastzitten, of de picturale kant uitgaan. Dat doe ik door de kinderen die iets uniek ontdekken te complimenteren, waardoor andere kinderen dat ook willen kunnen. Imitatiegedrag bij kinderen (4-8j) is normaal en biedt veiligheid. (Cross, 2007)
Na de inleiding gaat de motor aan:
- Ik observeer, ik kijk naar wat de kinderen doen en ontdekken, open ogen!
- Ik zeg niet wat er exact moet gebeuren, wat ze moeten maken of waar ze naartoe moeten gaan (dat weten ze vanuit de intro)
- Als de ruimte er zich toe leent mag de hele ruimte gebruikt worden (deze afspraak werd in de intro gemaakt maar kan nog eens herhaald worden wanneer de kinderen aan het werk zijn om dit eventueel uit te lokken)
- Kinderen die iets ontdekken moedig ik aan!
- Imitatiegedrag laat ik toe. Zeker bij kinderen die vastzitten, of de picturale kant uitgaan. Dat doe ik door de kinderen die iets uniek ontdekken te complimenteren, waardoor andere kinderen dat ook willen kunnen. Imitatiegedrag bij kinderen (4-8j) is normaal en biedt veiligheid. (Cross, 2007)
- Ontstaat er een loop in het imitatiegedrag en doen ze elkaar allemaal na waardoor er maar 1 handeling met het materiaal wordt uitgevoerd, dan geef ik 1 voorbeeld hoe het anders kan, of ik geef een tip als spannende aanmoediging ‘Mmm er staat hier ook een pot water op tafel, wat zou je daarmee kunnen doen’. Kinderen komen ook tot mooie ideeën wanneer er richting wordt aangegeven. Ik leerde dat sommige kinderen ook kunnen blokkeren door de grote vrijheid die ze plots krijgen. Sommigen zijn dit echt niet gewoon.
Werkt deze aanmoediging toch niet, dan gaat de motor even uit en reflecteren we over wat we al ontdekten, of waarom het moeilijk is om iets te ontdekken.
- Ontstaat er chaos (voor iedere begeleider ligt deze grens ergens anders, de uitdaging voor de begeleider is hierin om dat ook eens toe te durven laten en gerichter te kijken wat de kinderen dan doen in dat moment van ‘chaos’) dan gaat de motor uit. Dit komt dan waarschijnlijk omdat er in de intro geen duidelijke afspraken/regels werden gemaakt. Het kan ook zijn dat er niet voldoende regels waren, dat een kind iets deed wat eigenlijk niet mag maar waaraan ik nooit had gedacht dat ze dat zouden doen. (Zoals je mag niet op de muren tekenen)
Werkt deze aanmoediging toch niet, dan gaat de motor even uit en reflecteren we over wat we al ontdekten, of waarom het moeilijk is om iets te ontdekken.
- Ontstaat er chaos (voor iedere begeleider ligt deze grens ergens anders, de uitdaging voor de begeleider is hierin om dat ook eens toe te durven laten en gerichter te kijken wat de kinderen dan doen in dat moment van ‘chaos’) dan gaat de motor uit. Dit komt dan waarschijnlijk omdat er in de intro geen duidelijke afspraken/regels werden gemaakt. Het kan ook zijn dat er niet voldoende regels waren, dat een kind iets deed wat eigenlijk niet mag maar waaraan ik nooit had gedacht dat ze dat zouden doen. (Zoals je mag niet op de muren tekenen)
- Binnen mijn taak als observeerder bewaar ik mijn begeleidingsrol. Dit doe ik door steeds de volgende spelregels, die voor het kind belangrijk zijn, te bewaken binnen de vrijplaats die ze krijgen. Deze spelregels ontstonden doorheen de sessies in mijn eigen praktijk en worden in de intro op een speelse manier toegelicht aan de kinderen.
1. Ik voel me vrij, ik ontdek, ik speel, ik verzin. Het is mijn zoektocht.
2. Ik heb respect voor het materiaal én voor de ander in mijn spel/experiment.
3. Binnen mijn vrijplaats hou ik me aan de regels. (Deze werden opgesteld in de inleiding)
4. Ik deel en speel met de ander wat ik ontdek.
5. Ik laat me verwonderen door de ander en mag daarbij op mijn manier nabootsen wat een ander deed.
- De motor draaide nooit langer dan 10 min. Het is een nieuwe manier van werken voor de kinderen, de nieuwheid maakt de ervaring ook zeer intens. Mijn gedachten tijdens de sessies gaan over: Voelt iedereen zich veilig? Kan ik mijn aandacht verdelen over de groep kinderen die allemaal iets anders aan het doen zijn? Sommige kinderen gaan helemaal los, anderen blijven wat meer bij de pakken zitten en wil ik verder stimuleren, zonder dat de anderen compleet wild gaan in hun experiment. Vele kinderen zijn zo enthousiast over wat ze uitvinden dat ze meteen ook alles willen delen aan mij waardoor drukte zich snel opstapelt.
Daarom vinden er regelmatig korte opeenvolgende sessies plaats van ong. 5 min. Zeker in het begin wanneer de kinderen voor de eerste keer aan de slag gingen in de vrijplaats had ik het gevoel dat korte sessies meer veiligheid boden. Het leek me belangrijk om op heel regelmatige basis de motor even uit te zetten en hun ervaringen af te tasten.
1. Ik voel me vrij, ik ontdek, ik speel, ik verzin. Het is mijn zoektocht.
2. Ik heb respect voor het materiaal én voor de ander in mijn spel/experiment.
3. Binnen mijn vrijplaats hou ik me aan de regels. (Deze werden opgesteld in de inleiding)
4. Ik deel en speel met de ander wat ik ontdek.
5. Ik laat me verwonderen door de ander en mag daarbij op mijn manier nabootsen wat een ander deed.
- De motor draaide nooit langer dan 10 min. Het is een nieuwe manier van werken voor de kinderen, de nieuwheid maakt de ervaring ook zeer intens. Mijn gedachten tijdens de sessies gaan over: Voelt iedereen zich veilig? Kan ik mijn aandacht verdelen over de groep kinderen die allemaal iets anders aan het doen zijn? Sommige kinderen gaan helemaal los, anderen blijven wat meer bij de pakken zitten en wil ik verder stimuleren, zonder dat de anderen compleet wild gaan in hun experiment. Vele kinderen zijn zo enthousiast over wat ze uitvinden dat ze meteen ook alles willen delen aan mij waardoor drukte zich snel opstapelt.
Daarom vinden er regelmatig korte opeenvolgende sessies plaats van ong. 5 min. Zeker in het begin wanneer de kinderen voor de eerste keer aan de slag gingen in de vrijplaats had ik het gevoel dat korte sessies meer veiligheid boden. Het leek me belangrijk om op heel regelmatige basis de motor even uit te zetten en hun ervaringen af te tasten.
SLOT
Wanneer de motor door mij wordt uitgezet vindt een krachtig reflectiemoment plaats:
De vrijplaats sluit even. Iedereen stopt, materiaal leg je neer. (Dat weten de kinderen vanuit de intro.)
- Ik moedig de kinderen aan om eens naar elkaars experiment te kijken, naar elkaars werk dus.
- Iedereen mag vertellen wat ze gedaan hebben, wat ze ontdekt hebben. Ik vertel ook aan de hele groep wat ik hun heb zien doen en wat ik daar sterk aan vond. Dit gesprek maak ik diepgaand. De kinderen moeten luisteren naar elkaar, en goed proberen te vertellen wat ze ontdekten. De meeste kinderen demonstreren aan elkaar wanneer ze er de woorden niet voor vinden. Bv. Voordoen hoe ze een bepaalde knoop hebben gemaakt of hoe ze een afdruk in hun brok klei hebben gemaakt. Soms weten ze ook niet meer hoe ze iets deden, dan gaan we samen weer even op onderzoek. Vaak is het zo dat we tot de conclusie komen dat je sommige dingen gewoon niet meer opnieuw kan doen/uitvinden, gelijk een kunstwerk dat je niet kan namaken, het is uniek.
- Vanaf hier kan de motor waar aan, hetzelfde materiaal kan nog eens onderzocht worden en er zullen weer nieuwe experimentjes plaatsvinden (doordat ze elkaars ideeën zagen en hoorden), er kan ook nieuw materiaal bijkomen waardoor die twee nu samen onderzocht kunnen worden. Zo ging ik meestal te werk, zeker wanneer ik met één groep meerdere weken aan de slag ging met een spontane motor. Er kan ook specifiek 1 richting uitgegaan worden, dans, drama, beeld of muziek. Binnen deze volgende sessies hanteer ik steeds de volgorde 'inleiding, midden, slot'. Maar telkens kunnen er weer nieuwe afspraken bijkomen of kan de vrijplaats gestuurd worden binnen één kunstdiscipline, met steeds meer materialen,... ook wanneer de motor maar voor één minuut heeft gedraaid, of voor 5 minuten, de 'inleiding, midden, slot' volgorde blijft hierin een belangrijke structuur en zijn zo steeds belangrijke schakels die elkaar nodig hebben om de vrijplaats een veilige en leerrijke plaats te maken.