“Welke voorwaarden kan je als kleuterbegeleider vooropstellen wanneer je een muzische les/workshop wil laten draaien op een spontane motor?”
Om een antwoord te formuleren op deze onderzoeksvraag analyseerde ik mijn eigen begeleidersstijl (die ik opstelde in de sessies met de spontane motors) en benaderde ik deze met de lens van de theorie (mijn literatuurstudie). Dankzij de ondersteuning en feedback van andere begeleiders binnen dit practice-led onderzoek kwamen enkele voorwaarden naar voren. Deze drijfveren kunnen een aandachtpunt vormen voor een begeleider wanneer hij/zij een vrijplaats wil introduceren binnen het klasgebeuren. Ik formuleerde zes kernvoorwaarden die vragen aan de begeleider om ook eens observeerder te zijn, om oog te hebben voor wat het spelende en onderzoekende kind in kan zetten en om het begrip ‘experiment’ in de klas te introduceren. Daarbij zijn een aantal afspraken binnen de klasgroep belangrijk en mag imitatiegedrag toegelaten worden. Deze voorwaarden vervolledig ik graag met verwijzingen naar praktijk en literatuur:
Voorwaarde 1: Herzie je manier van werken naar dat eindresultaat, zet de spontaniteit van het spelende kind in
(Zie ook kanttekening hierbij)
Binnen een wereld die nog alles kan blijken te zijn is spel de meest wezenlijke bezigheid van het veilige kind. (Langeveld, 1979) Het is mogelijk om binnen het gekende kader waar begeleiders zich veilig in voelen toch oog te hebben voor die vrijplaats zonder het eindresultaat meteen los te laten. Dat gaven de begeleiders in hun feedback aan: Ze kwamen tijdens de sessies met één van de motors zelf met ideeën om het materiaal dat ze wouden gebruiken in hun workshop eerst te laten onderzoeken door de kinderen. Binnen de vrijplaats die de kinderen (door het motortje) kregen ging de groep op zoektocht via Flow (Csikszentmihaly, 2013) , spontaan spel en experiment met dat materiaal. Elk kind op z'n eigen manier. Op die manier konden ze vanuit hun spontane ontdekkingen eerst de mogelijkheden van dat materiaal herkennen, om deze vervolgens zelf, zonder eerdere instructies over hoe je met het materiaal moet werken, toe te passen in het proces naar een mogelijk eindresultaat.
Voorwaarde 2: Wees een observeerder, kijk naar wat de kinderen ontdekken in hun spontaan spel/experiment
Alle begeleiders gaven in een nagesprek aan dat het interessant is om even uit de begeleidersrol te stappen en als observeerder te bestuderen wat kinderen allemaal aan het leren/ontdekken zijn vanuit hun spontaan spel/experiment. Hierdoor zou ik kunnen stellen dat spontaniteit en creativiteit verbonden zijn met elkaar. Sommige begeleiders kregen hierdoor zelfs inspiratie om op verder te werken. Bv. Bij de sessie bij Celine moesten de kinderen het materiaal ‘een krant’ onderzoeken omdat Celine met hun iets wou doen met papier-maché. Celine zag tijdens haar observerende rol dat de kinderen in hun spontaan spel aan het dansen waren met hun krant. Hierdoor is Celine even afgestapt van haar papier-maché opdracht en hebben ze een dans in elkaar gestoken op basis van bewegingen die de kinderen ontdekten met de krant. Net zoals een kunstenaar voorstudies maakt deden de kinderen dit ook. Het verschil ligt in de bewust omgang hiermee: Een kunstenaar doorgaat deze fase (meestal) bewust, terwijl een kind onwetend hetgeen wat het onderzocht meeneemt in de verder fase van een muzische les/workshop, dankzij een sterke begeleidersstijl van de leerkracht die opmerkt wat het kind spontaan realiseert en aanbrengt.
Ook door het kind in z'n Flow te laten en deze optimale ervaring niet te onderbreken krijgt het kind de kans om ten volle verschillende mogelijkheden te ontdekken. Flow brengt een hogere mate van voldoening, geluk, prestaties, creativiteit en ontwikkeling in de groep. (Csikszentmihalyi, 2013). Dit viel me steeds op wanneer sommige kinderen zo intens aan het bestuderen waren hoe je bv. met touw kan knopen en daardoor de hele 'chaos' van andere kinderen die rondliepen in de ruimte met hun stuk touw vergaten. Wanneer de vrijplaats sloot kon dit kind dan ook heel goed en trots demonstreren aan de anderen hoe je die knoop dan moest maken.
Ondanks dat je even uit de begeleidende rol stapt en observeerder wordt ben je als begeleider nog steeds een medespeler in de vrijplaats: Als ik kijk naar Gadamer stelt deze filosoof ook dat de toeschouwer steeds onderdeel wordt van het spel (Een beetje zoals de fans van een voetbalwedstrijd die mee de bewegingen van de bal volgen en juichen.) Als toeschouwer beweeg je dus zelf ook mee in het spel. Gadamer toont aan dat binnen het spel (de vrijplaats) weinig tot geen afstand bestaat tussen degene die het spel spelen en de toeschouwer (de begeleider) die het gespeelde spel aanschouwt. (Gadamer, 2010)
Voorwaarde 3: Bewaar de afspraken die je maakte met de kinderen tijdens je observerende taak
Jonge kinderen vragen duidelijke grenzen en verwerven daardoor veiligheid en zekerheid. (Verhaeghe, 2017) Kinderen (4-7j) hebben binnen de grote vrijheid die ze plots krijgen een kader (regels/afspraken) nodig om chaos (vooral voor de begeleider) te voorkomen. Het is aan de begeleider om te bepalen waar die grens ligt en deze regels te bepalen. Dit kan afhankelijk zijn van de eigen begeleidersstijl, de leeftijd van de kinderen en de groepsdynamiek. Dit gaven begeleiders aan tijdens een nagesprek op het einde van het praktijkonderzoek. Uit sessies met de motors in mijn eigen praktijk, en in die van de andere begeleiders kwam ik tot 5 spelregels voor het kind die belangrijk zijn binnen de vrijheid die ze plots krijgen:
1. Ik voel me vrij, ik ontdek, ik speel, ik verzin. Het is mijn zoektocht.
2. Ik heb respect voor het materiaal én voor de ander in mijn spel/experiment.
3. Binnen mijn vrijplaats hou ik me aan de regels.*
4. Ik deel en speel met de ander wat ik ontdek.
5. Ik laat me verwonderen door de ander en mag daarbij op mijn manier nabootsen wat een ander deed.
* Bij een sessie met het motortje kan de begeleider regels opstellen die belangrijk zijn om de vrijheid die de kinderen krijgen te bepalen, maar ook om je eigen grens als leerkracht of begeleider te bewaren. Deze regels zijn naast jouw begeleidersstijl afhankelijk van het materiaal of het thema waarmee gewerkt zal worden, maar kan ook afhankelijk zijn naargelang de leeftijd van de kinderen en de groepsdynamiek.
Wanneer de kinderen weten dat deze spelregels er zijn kan de vrijplaats ook een veilige plaats worden. Zowel voor het kind als de begeleider) Doordat ik de motor 4x in mijn eigen workshops met hetzelfde groepje kleuters ben gaan testen merkte ik dat deze spelregels niet meteen vanaf de eerste keer allemaal goed werden nageleefd, of dat er chaos ontstond doordat ik nog niet alle spelregels voor het kind bepaald had. Ook Korczak geeft aan dat de vrijheid van het kind begrensd moet worden, en ziet dit als het bewaren van de orde. In zijn weeshuis, dat een soort ‘kinderrepubliek’ was, kende zijn werkwijze ook eerst veel mislukkingen en bijwerkingen, maar die transformeerde hij ook om tot voorwaarden. (Korczak, in Berding 2002) Ook Gadamer stelt dat spel ondersteund moet worden met spelregels, maar dat die regels slechts mogen leiden tot ordening of discipline en verder niets mogen toevoegen aan de beweging van het spel. Door regels te stellen kan het spel zich herhalen doordat er bij de spelers een ordening plaats vindt dat leidt tot zelf-zijn. Volgens Gadamer werkt dat mee aan het vormen van een identiteit. (Gadamer, 2010)
Voorwaarde 4: Laat imitatiegedrag ook toe
Doorheen mijn sessies en de sessies op de kunstkampen merkte ik imitatiegedrag onder de kinderen. Eerst legde ik de nadruk op een eigen ontdekkingstocht, maar hoe meer sessies ik deed hoe meer ik me realiseerde dat papegaaien een natuurlijke reflex is van een kind. Ik merkte ook op dat hoe jonger het kind binnen de leeftijdscategorie 4 t.e.m. 8 jaar, hoe meer imitatiegedrag voorkomt in de groep. Eerst zag ik dit als mislukking van mijn onderzoek, nu zie ik het als kracht omdat kleuters op tal van domeinen van elkaar leren. Ze kijken vaak spontaan naar een ander die iets kan dat zij nog niet kunnen of nog niet probeerden. Het is aan de begeleider om dit te stimuleren. “Daar waar de leerkracht een rotsvast geloof uitstraalt in de leer-kracht van alle kinderen, kan de klas collectief de identiteit van goeie leerders oppikken. Hun community of practice is dan die van de straffe leerklas.” (Cross, 2007)
Voorwaarde 5: Bespreek met de kinderen wat een experiment is, ga er niet vanuit dat ze dit niet begrijpen
Cross benadrukt in zijn visie de waarde van conversatie. Volgens deze Amerikaanse futurist is een goede begeleiding van een leerkracht essentieel, één die aansluit bij de beginsituatie van de kleuter, gecombineerd met een ervaringsgerichte dialoog. (Cross, 2007) Wanneer het concept van de motors op een toegankelijke en laagdrempelige manier werd voorgesteld aan de kinderen (4-7j), begrepen ze het idee van een experiment. De kinderen (4-7j) durfden in de sessies ook te experimenteren zonder dat er van hen gevraagd werd iets specifieks te doen met hetgeen wat ze moesten onderzoeken. Via hun eigen spel en door observatie wat andere kinderen doen gaan ze op eigen ontdekking.
Deze conclusie ondersteun ik graag nog met een verwijzing naar Dewey: Aan de basis van ons groeiproces liggen volgens deze filosoof, psycholoog en pedagoog onze genetisch meegekregen instincten of impulsen waaronder, de impuls om te onderzoeken! (Dewey, in Berding 2002) En niet te vergeten Korczak: "Het kind zoekt, al onderzoekend en uitproberend, zijn weg door het leven. Opvoeders zouden juist die onwetendheid en nieuwsgierigheid moeten respecteren" (Korczak, in Berding 2002)
Voorwaarde 6: Ook de vrijplaats heeft structuur nodig
(Zie ook kanttekening hierbij)
Ondanks dat het hier over spontaniteit gaat kan een algemeen kader houvast bieden om je eigen begeleidersstijl niet te verliezen binnen de chaos of eventuele vaagheid die ervaren kan worden door de begeleider binnen een vrijplaats. In de sessies met de spontane motors bestond dit kader steeds uit een inleiding, midden en slot. Deze hielpen mij en de begeleiders om de vrijplaats tot een veilige plaats te maken zowel voor onszelf als voor het kind. Voor mezelf omdat ik hierdoor niet het gevoel had dat ik zomaar wat aan het doen was, maar dat de kinderen mij ook waarde teruggaven door te vertellen/demonstreren wat ze onderzochten en ontdekten in de slotfase. Ook de flowtheorie zegt dat een terugkoppeling na een flowervaring belangrijk is. (Csikszentmihalyi, 2013) Zoals eerder vermeld gaf deze terugkoppeling van de kinderen mij inspiratie om de workshops mee verder op te bouwen, en werd het kind mee vormgever van de muzische workshop. Hieruit stel ik dat deze 3 schakels elkaars nodig hebben om de workshop/muzische les te doen draaien op een 'spontane motor'.
Met dit onderzoek wil ik andere kleuterbegeleiders, workshopgevers, juffen en meesters inspireren met het idee van een vrijplaats. Nogmaals wil ik hier benadrukken dat ik absoluut geen bewijzen op tafel wil leggen over hoe je exploratief te werk moet gaan met kleuters, eerder wil ik vanuit mijn goodpractice met de spontane motors een aantal voorwaarden (noem het drijfveren) meegegeven die belangrijk zijn voor begeleiders binnen een vrijplaats. Hiernaast wil ik ook graag onderstrepen dat de goodpractice met voorwaarden die ik hier voorstel een en-en-verhaal is. Binnen de kunsteducatieve wereld zijn tal van mogelijkheden en voorstellen om spontaniteit in te zetten in het (muzische) lesgebeuren. Binnen deze andere vormen zouden de voorwaarden die ik hier formuleerde ook weleens kunnen terugkomen.
Ik ben blij dat ik een kleinschalige aanzet kon geven tot het introduceren van een vrijplaats binnen het onderwijs, maar één jaar is te kort. Nu wil ik echt tijd nemen om leerkracht en kinderen mee te nemen op deze ontdekkingsreis.
Kanttekeningen
Kanttekening bij voorwaarde 1
Ik wil hierbij graag vermelden dat het toewerken naar een gewenst eindresultaat voor begeleiders ook houvast kan bieden. Dit merkte ik op aan de onzekere en bezorgde reacties die ik kreeg toen ik het idee van een vrijplaats aan de begeleiders voorstelde. Ik heb dan ook nooit hun houvast willen afpakken. Ik heb moeten leren dat deze manier van werken ook juist kan zijn. En dat mijn idee van een vrijplaats ook binnen hun begeleidersstijl past. Dit realiseerde ik mij wanneer ik ook in hun praktijk het spelende en onderzoekende kind tegenkwam. Het is dus absoluut niet zo dat wanneer een begeleider resultaatgericht te werk gaat de hele praktijk gericht is op de “alles voor de winst – maatschappij”. (Nussbaum, 2011) Neen. Elke aanpak heeft zijn bestaansrecht. En wat goed is voor de ene leerling, is minder goed voor de andere.
Kanttekening bij voorwaarde 6
Bij het ontstaan van mogelijke 'chaos' (voor elke begeleider is deze grens persoonlijk) lijkt het me belangrijk om in het achterhoofd te houden dat het optimale punt van onze hersenen om de wereld te leren begrijpen balanceert tussen orde en chaos. Dit optimale punt bevindt zich meer aan de kant van chaos, en vooral bij kinderen. (Mieras, in Cultuurkuur, 2020) Ondanks dat begeleiders aangaven om liever de chaos van een vrijplaats te vermijden is het wel degelijk zo dat een beetje chaos zeer krachtig kan zijn. Ook weer daarin is een sterke begeleidersstijl belangrijk.
Het is moeilijk om oog te hebben voor wat het kind onverwachts aanreikt en dat krachtig is om op verder te bouwen
Doorheen het praktijkonderzoek merkte ik herhaaldelijk op dat wanneer andere begeleiders geprikkeld raakten door wat de spontane motortjes teweegbrachten, Het toch moeilijk was om hiermee aan de slag te gaan. Ook al volgden ze mijn principe 'inleiding, midden, slot', toch werd er in de inleiding vaak meteen al een voorbeeld gegeven aan de kinderen over hoe ze te werk konden gaan, wat ervoor zorgde dat de kinderen dat dan ook allemaal gingen doen. Daardoor kon de vrijplaats zich niet juist openen.
Ik vraag me af wat de motors op langere termijn teweeg zouden kunnen brengen, of wat wij als begeleiders van elkaar kunnen leren binnen vervolgonderzoek. Misschien heb ik een kleine aanzet gegeven maar nog niet de volledige goodpractice kunnen aanbieden. Of misschien waren mijn verwachtingen te hoog ondanks dat ik het onderzoek klein en laagdrempelig wou houden. Of misschien kunnen we als begeleiders dit wel verder onderzoeken door aandachtig te kijken naar kunstenaars?
Het lijkt wel alsof er voor deze benadering van spontaan te werk gaan, naast de voorwaarden die ik opstelde ook een bepaalde mindset, noem het feeling voor en met kunst nodig is. Deze feeling zou weleens de olie kunnen zijn om de 'spontane motor' draaiende te houden. Eén van de verklaringen voor het woord feeling, is ‘gewaarwording’. In vervolgonderzoek wil ik nagaan of die ‘gewaarwording’ ook ‘waarachtig’ en zoals het woord ‘wording’ aangeeft – leerbaar is, zowel voor collega's in de schoolse en naschoolse context als voor studenten in de lerarenopleiding.
B
Bronnen
Boeken
- Csikszentmihalyi, M. (2013). Flow. New York: HarperCollins Publishers.
- Gadamer, H. G. (1993). De actualiteit van het schone. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
- Langeveld, M.J. (1979). Beknopte theoretische pedagogiek. Groningen: Uitgeverij Wolters – Noordhoff
- Nussbaum, M. (2011). Niet voor de winst. Amsterdam: Uitgeverij Ambo.
Internetbronnen
- Berding, J. (2002). Pedagogische participatie en de noodzaak van herinstitutionalisering: De verwante visies van John Dewey en Janusz Korczak. Geraadpleegd op 16 februari ’21 van https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/187664
- Cross, J. (2007). Informal learning: Rediscovering the natural pathways that inspire innovation and performance. Geraadpleegd op 12 februari ’21 van https://books.google.be/books?hl=nl&lr=&id=S38te9Z6OpoC&oi=fnd&pg=PT9&dq=Cross,+J.+(2007).+Informal+learning+Pfeiffer&ots=ErAvU0hWmO&sig=O2CHmmBy1OmWb0fCjQmW2r09KPA#v=onepage&q=Cross%2C%20J.%20(2007).%20Informal%20learning%20Pfeiffer&f=false
- De impact van Kunst en Leren op het brein van kinderen en jongeren. (z.d.). Cultuurkuur. Geraadpleegd op 23 juni 2021, van https://www.cultuurkuur.be/inspiratie/de-impact-van-kunst-en-leren-op-het-brein-van-kinderen-en-jongeren
- Verhaeghe, P. (2017). Identiteit, autoriteit, onderwijs. Kohnstammlezing. Amsterdam. Uitgeverij: Vossiuspers UvA. Geraadpleegd op 4 maart ’21 van https://paulverhaeghe.psychoanalysis.be/lezingen/PROEF%202%20Kohnstammlezing%202017.pdf